Flora en Fauna van de Rosendaelsche Golfclub

Jac. P. Thijsse heeft ooit gezegd: “Alles groeit overal, op voorwaarde dat de omstandigheden gunstig zijn”. Van onze gevleugelde vrienden zou je kunnen veronderstellen, dat er voor hen geen barrières bestaan; zij kunnen er gewoon overheen vliegen. Toch geldt voor hen ook, dat er optimale (voedsel)condities moeten zijn, willen zij zich in een bepaald gebied vestigen.

Vogels

Op de Rosendaelsche inventariseren wij de fauna jaarlijks. Wij tellen het aantal voorkomende vogelsoorten, houden bij welke broedvogels van de nestkasten gebruikmaken, en houden in de gaten welke andere diersoorten ons terrein bevolken. Het aantal vogelsoorten op de Rosendaelsche bedraagt de laatste jaren naar schatting 65. Er komen zes verschillende soorten mezen voor: koolmees, pimpelmees, zwarte mees, glanskop, kuifmees en staartmees. De koolmees en de pimpelmees maken veelvuldig gebruik van onze 60 nestkasten.

De timmerlieden onder de vogels zijn ook goed vertegenwoordigd: de grote en kleine bonte specht, maar ook de groene specht laten zich bijna dagelijks horen. Daarbij hoort ook de boomklever, die in tegenstelling tot de boomkruiper met zijn kop naar beneden langs een boomstam kan afdalen. Ook de boomklever en de bonte vliegenvanger broeden in onze nestkasten. De bonte vliegenvanger zit altijd op de nestkast of op een tak op de uitkijk.

De grotere zangers zijn vertegenwoordigd door de grote lijster, de zanglijster, de merel en de spreeuw; maar in de winter laten koperwiek en kramsvogel zich ook regelmatig zien. Van de vinkachtigen treffen we de vink en de groenling veelvuldig aan, en ook de putter is jaarlijks aanwezig.

De drie kleinste vogeltjes van ons land bevolken ons golfterrein eveneens: winterkoning, goudhaantje en vuurgoudhaantje; maar deze twee laatste laten zich eerder horen dan zien. De witte kwikstaart is in de zomer altijd aanwezig. Verder treffen we in de zomermaanden vooral bij de 16e hole altijd de boompieper, boomleeuwerik en fitis aan, terwijl de tjiftjaf zich ook laat horen. De roofvogels zijn vooral goed vertegenwoordigd door de buizerd, maar ook havik, sperwer en torenvalk laten zich soms zien.

Zoogdieren

Van de zoogdieren zijn wij natuurlijk het meest trots op onze dassen, die een fraaie burcht bewonen bij de 8e maar ‘s nachts ook wel over de baan naar eten zoeken. Daarnaast komen veelvuldig reeën, edelherten en damherten, vossen en soms marters voor. Zelfs de wolf zou al zijn langsgekomen.

Andere soorten

De reptielen en amfibieën worden vertegenwoordigd door de hazelworm, ringslang, zandhagedis, heidekikker en bruine kikker.
Ook huizen er op de Rosendaelsche minstens drie soorten vleermuizen: de meest voorkomende de (gewone en ruige) dwergvleermuis, maar ook de laatvlieger, de grootoorvleermuis en de rosse vleermuis worden gesignaleerd.

Vlinders en libellen zijn er natuurlijk ook te vinden, waaronder de kleine vuurvlinder, het heideblauwtje, verschillende witjes, soms de koninginnenpage en natuurlijk heel veel nachtvlinders. Hiernaar zal de komende jaren meer onderzoek worden gedaan. Ook heel veel andere insecten, zoals verschillende sprinkhaan- en krekelsoorten (heidesabelsprinkhaan, blauwvleugelsprinkhaan), spinnen, mieren en nog ‘kleiner grut’, bevolken de baan, vaak zonder dat we er weet van hebben.

Flora

Het typische droge Veluwse landschap vertaalt zich ook in de flora: grotendeels cultuur- en gemengd bos, overwegend met grove den, maar ook berk, eik en beuk, waaronder de bosbes en rode of vossenbes, braam en verschillende grassoorten groeien. De nog open plekken bestaan uit struikheide (sporadisch ook dophei), vaak verdrongen door grassen zoals bochtige smele, gewoon struisgras en pijpenstrootje. Het streven is de heide, die vroeger zo bepalend was voor de baan, waar mogelijk en zinvol terug te brengen.

Een inventarisatie van de flora vond voor het laatst in 2018 door het bureau NLadviseurs plaats. Hierbij werden enkele zeldzame en kwetsbare soorten zoals het grasklokje, gaspeldoorn, dwergviltkruid, kruipbrem en stekelbrem genoteerd. Ook komt sporadisch de (vrij algemene) brede wespenorchis voor, als enige orchideesoort tot dusver op de baan.

Beleid

Het beheer van de natuurgedeeltes van het terrein heeft als uitgangspunt de diversiteit van het bestaande bosareaal te verankeren en zo mogelijk te vergroten, de kenmerkende bomen langs de baan te handhaven en daarnaast open corridors tussen de holes, waar heide weer een kans krijgt, te versterken. De afwisseling tussen bos en open stukken is niet alleen visueel aantrekkelijk maar bepaalt ook de biodiversiteit die typisch is voor het gebied, dat goed aansluit op de rondom gelegen bos en heide percelen. Naast zgn. ‘ambassadeurssoorten’ van plant en dier, soorten waar we trots op zijn zoals de das en de bremsoorten, zijn er ook ‘droomsoorten’ aangewezen die we graag weer zouden terugzien op het terrein. Te denken valt aan de levendbarende hagedis, de adder en gladde slang, verschillende heidevlinders en vogels. Het zal, ook gezien de nabijheid van de snelwegen en de stikstofdepositie op de Veluwe, een uitdaging blijven.